Het monument voor de Belgen bij Quatre Bras
Vanaf 1912 werden in Nederland en België plannen uitgedacht om te komen tot een gezamenlijk monument voor zowel de Prins van Oranje, als de Noord-Nederlandse en de Belgische troepen die in 1815 bij Quatre Bras het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden hadden verdedigd tegen de keizerlijke Franse troepen. In Brussel en 's-Gravenhage werden commissies gevormd die gezamenlijk de plaatsing van een monument mogelijk moesten maken. De Belgische commissie stond onder voorzitterschap van luitenant-generaal baron W. de Heusch, de Nederlandse onder voorzitterschap van luitenant-generaal N. Bosboom.
Alhoewel reeds een gemeenschappelijk monument was ontworpen en een locatie in de buurt van Gemioncourt gevonden kwam het plan niet tot uitvoering. Door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog moesten de plannen voorlopig in de ijskast worden gezet. Na deze oorlog gingen de beide commissies gescheiden verder.
De Nederlandse commissie verwezenlijkte een ruiterstandbeeld van de Prins van Oranje in 's-Gravenhage, onder andere door de financiële steun vanuit de landmacht en de marine. Op het voetstuk staan niet alleen de slagen bij Quatre Bras en Waterloo vermeld, maar bovendien ook de Tiendaagse Veldtocht van augustus 1831 tegen de opstandige Belgen.
De Belgische commissie kwam op 22 juni 1926 tot de oprichting van een monument nabij de kruising van Quatre Bras, op het grondgebied van Baisy-Thy. Hier werd een vrij eenvoudig monument geplaatst met de tekst "A la mémoire des Belges tués à la bataille de Quatre Bras pour la défense du drapeau et l'honneur des armes", ofwel "Nagedachtenis der Belgen te Quatre Bras voor de verdediging van het vaandel en de eer der wapens gesneuveld". De oorspronkelijk gedachte locatie nabij de hoeve Gemioncourt was helaas niet beschikbaar omdat de grondeigenaar niet mee wilde werken. De vierde Hertog van Wellington was echter bereid om een stuk grond af te staan ten westen van het kruispunt, zodat het monument alsnog gerealiseerd kon worden.
De onthulling op 22 juni 1926 gebeurde door de luitenant-generaal ridder De Selliers de Moranville, tijdens de Eerste Wereldoorlog de chef van de generale staf van het Belgische leger.
De gesneuvelden waar dit monument aan gewijd is vielen voornamelijk in de rangen van drie eenheden: het 7e Bataljon Infanterie van Linie onder luitenant-kolonel Van den Sande, het Regiment Lichte Dragonders No. 5 onder luitenant-kolonel De Mercx de Corbois, en de batterij Stevenaert. De locatie die oorspronkelijk was gekozen, nabij de hoeve Gemioncourt, zou aan al deze eenheden recht hebben gedaan, omdat zij allen in de nabijheid daarvan gevochten hebben. De plaats waar het monument uiteindelijk werd opgericht ligt meer aan de rand van het slagveld, vlakbij de plaats waar het 7e Bataljon van Linie gedurende een groot deel van de veldslag heeft gevochten.